Hoe sterk ben jij écht en waar ligt de grens van je kunnen?
Wie je ook bent: ik durf te wedden dat je de uiterste limiet van je kunnen nog niet hebt bereikt. Dat het soms misschien voelt alsof je verder bent gegaan dan ooit en de grootst mogelijke uitdagingen hebt overwonnen. Dat het lijkt alsof je alles hebt gegeven wat er te geven viel. Misschien sta je zelfs nu, op dit moment, op zo’n punt, voor zo’n enorme uitdaging. Dan zeg ik je: je bent zoveel sterker dan je denkt.
Wie ben ik om jou dit te zeggen? Ik ken je niet eens, denk je misschien. Dat klopt wellicht. Maar ik ken wel tientallen, honderden jongens en meisjes, mannen en vrouwen, strijders en leiders die dachten de grenzen van hun kracht en kunnen te hebben bereikt. Die een zware tegenslag kregen te verwerken en door het leven gedwongen moesten kiezen: is deze grens mijn eindstreep of juist mijn start?
En vooral: ik ken mijzelf. Ik ben die jongen die zijn droom zag versplinteren, die gehandicapte oud-militair. Die trotse, gelukkige kampioen op één been.
Als kind was ik kansloos. Tenminste: als ik de beoordeling van de Citotoets moest geloven. Zelf vond ik absoluut niet dat ik kansloos was, maar het was wat anderen over mij dachten. Militair, dat wilde ik zijn. Veel te hoog gegrepen, werd gezegd. Speciaal onderwijs moest ik volgen en daaruit smeed je geen soldaat. Niet in Nederland tenminste. Dus ik vocht. Ik knokte mij een weg naar en door de LTS, vervolgens verder bergopwaarts tot een minimaal vereist niveau. Theoretisch, wist ik, zou ik nooit de sterkste zijn. Dus stortte ik mij op fysieke kracht en daarin blonk ik uit. Ik slaagde en werd onderofficier.
Weet je hoe het voelt om te worden afgewezen? En wat dit gevoel veroorzaakte? Dan weet je ook hoe hard je moet vechten voor een droom. Míjn droom kwam uit. Ik overtrof zelfs de grens van mijn eigen verwachtingen en mijn eigen kunnen. Vervolgens, nadat ik dit had gedaan, werkte ik mij op tot ver voorbij die grens. Vol jonge furie en euforie, maar ook vol vragen over mijn nieuwe verantwoordelijkheden mocht ik dienen als sergeant in Bosnië, de enclave Srebrenica. Het was mijn eerste uitzending. Ik was groepscommandant. Kon het beter?
Waarschijnlijk wel, maar slechter kon het ook. Want ik ging in de bloei en kracht van mijn bestaan en kwam al snel terug – halfdood en gebroken. Zonder been. Weet je hoe het voelt zo door het leven te worden afgewezen? Ik was 24 jaar, verdomme! Ik had gefaald, in elk opzicht. Het leven had gelijk gekregen. Waarom zou ik mij nog verzetten?